Pottenbakken is een langzaam proces, dus het heeft geen zin om je te overhaasten. Dat komt het werk niet ten goede.

Wanneer ik ga serie draaien dan begin ik altijd met het afwegen van de klei, dit komt heel precies.

Vervolgens kneed ik de klei goed door, dit noem je 'walken'.

Achter de draaischijf draai ik de klei in de vorm die ik wil. Daarna moet de klei drogen totdat het leerhard is. Dat is de fase waarbij je de klei nog goed kunt bewerken maar zeker niet te droog is.  Je zet je gedraaide werk ondersteboven op de draaischijf en plaatst het goed gecentreerd in het midden waarna je het vastzet met stukjes klei. Een andere manier is om de draaischijf iets vochtig te maken en je werk er op te zetten zodat het zich vastzuigt, wel centreren natuurlijk.

Dit is een mooi proces in het geheel omdat je hiermee het product de uiteindelijke vorm kunt geven en nog versieringen aan kunt brengen zoals reliëf. 

In dit leerharde stadium kun je ook eventueel een handvat of een oor vastmaken.

Hierna laat je alles goed drogen en vindt de eerste ontmoeting met de oven plaats.  Dit noem je de 'biscuitbrand'. Zelf stook ik mijn biscuitwerk op 1020 graden.

Wanneer dit klaar is ga je het glazuren en bak je het nog een keer, de 'glazuurbrand'.  

Ik maak al mijn glazuren zelf en stook op 1240 en 1250 graden al naar gelang welk glazuur ik gebruik. Het werk is dan waterdicht en kan gerust in de vaatwasser. 

Klaar!